4 december 2016
Dardennen — Deel II
Op dag 1 slaap ik met Nicolas aan één kant en een vliegenmepper in de vorm van een hand aan de andere. Op dag 2 besluit ik dat, nu mijn compagnie weer huiswaarts gespoord is en de week nog lang wordt, Amedee aangesteld wordt tot huisvlieg. Ik hang de blauwe plastieken vliegmephand weer aan de haak en Amedee cirkelt vrolijk rond mijn hoofd terwijl ik met groeiende weerspannigheid de laatste bladzijden van Eureka Street lees. Er zijn van die boeken waarvan ge niet wilt dat ze op geraken.
Iedereen ging me komen bezoeken. Maar iedereen heeft excuses. Sommigen zelfs dat niet. Ik glimlach bij elke uitvlucht die mij bereikt. Ik zit hier goed, alleen. Ik zou hier nog veel langer willen zitten. Een dagelijks ritme ontwikkelen. Naar de eksters kijken. Ze vliegen hier mooier dan thuis. Mijn hut vegen en hout sprokkelen voor de haard. Ik ben zacht van gemoed, maar misschien ligt dat aan de wijn. Ik neem me voor meer wijn te kopen.
Ze weten niet wat ze missen, allemaal. Het gaat -5 vriezen en ik ga de koningin van Winter Wonderland zijn. Elke verzadigde grasspriet zal zich hullen in kristallen en ze zullen voor mij knisperen wanneer ik erop trap. Mijn adem zal wolken maken en mijn voeten zullen bevriezen en ik ga meer hout moeten stoken, meer hout! Ik luister naar krakende harpen op Klara, de zon tracht de mist te verdrijven met haar superkrachten en ik vertel mezelf dat ik niet verder zal geraken met mijn schrijfselen als ik geen mens naast mij heb om mij ideeën in te fluisteren — of de mijne te bevestigen, dat werkt ook. Het is een excuus, dat weet ik ook wel, maar ik heb het toch maar mooi verzonnen. Bovendien is vuur stoken een full-time job, dat had ik al geleerd van Sylvain Tesson, de man met wie ik een liefde voor alleenheid en kleine glaasjes vodka deel.