11 mei 2016

En als ik nu eens heremiet werd?

 

 

Ik zal het maar gewoon zeggen: ik ben een digital nomad. Ik heb daar een reportage over gezien, over mensen die Dropbox hebben en emails en die daardoor overal in de wereld kunnen werken. Ze zijn vrij en gelukkig en heel erg modern. 

En dus zit ik in Tromsø, Noorwegen. Ik heb voor een week of drie van huis geruild met een Noor en opereer nu tijdelijk vanuit mijn hoofdkwartier vol Ikeameubels, ook al zijn die Zweeds en is dat in geen geval te verwarren met Noors. Niet dat ik het zou weten, of de taal en de cultuur te verwarren zijn, want ik ben nog niet uit mijn huis geweest. Zijn huis. Whatever.

Het is te zeggen: ik ben vandaag nog niet buiten geweest. Het is 23u23 in de avond. Eergisteren daarentegen kocht ik fiskburgers in het storsenter en gisteren trok ik naar de stad. Dat deed ik op stapschoenen, door de sneeuw. Ik zei ‘ja’ toen mij gevraagd werd of ze waterdicht zijn, die stapschoenen, maar ge weet dat ik gelogen heb. Bovendien maakt het geen hol uit of ze waterdicht zijn als de sneeuw er langs boven in kruipt. Het geeft niet, ik werd nat en de regen plamuurde mijn pony tegen mijn hoofd. Er waren bossen en ik was welgezind. Regen is toch ook maar gewoon water dat uit de lucht valt? 

Vandaag ben ik dus niet buiten geweest, wegens gekluisterd aan dit scherm en het bijbehorende klavier. Ik draag onderwijl wel sokken die hier lester heten en die ge aan uw voeten bindt bij wijze van pantoffel. Ze hebben veel kleuren en maken mij vrolijk. Zo ziet ge maar: ook als heremiet kunt ge u de cultuur eigen maken. Waarom zit ik hier nu binnen tussen vier muren naar mijn scherm te turen? Omdat ik nu zelfstandig werkloze ben. Het is een statuut gelijk een ander. En zoals elke telg van een geslacht zelfstandigen zal kunnen beamen: zelfstandigen hebben geen vakantie. Want als de werkloze niet werkt, komt er ook geen geld binnen. Zo is dat. Ongeveer.

Waarom ik dan tot aan de Poolcirkel getotterd ben? Omdat het moest. Ik ben nu tenminste weer aan het schrijven toch, of niet? En het uitzicht is magistraal. Het is na elven en het is nog steeds licht. Dat zal de rest van de nacht zo blijven. Er is geen zonsondergang, evenmin komt de zon op. Het landschap spelt winter (besneeuwde fjorden, berken zonder blad, staalgrijs water en dito wolken), maar het licht heerst en houdt mij tot ’s avonds laat op. Ik beloof mezelf al de ganse dag dat ik straks naar het meer zal wandelen. Of naar de zee. Maar daar gaat niks van in huis komen, dat ziet ge van hier, want dan moet ik al die lagen aantrekken en mijn schoenen zijn nog steeds niet helemaal droog van mijn tocht naar de beschaving. 

Ik ben hier omdat ik het kan. Ik ben hier omdat ik niet daar hoef te zijn. Ik ben hier omdat Ierland straks komt en ik werk tot ’s avonds laat omdat we dan samen in de sneeuw kunnen gaan rollen en naar het toeristisch infopunt kunnen gaan, want dat vindt hij tof. Ik ben hier omdat boodschappen doen hier tenminste plezant is (vaniljsås! blåbaer! alleen al voor de spelling zou ik in de supermarkt blijven ronddwalen) en omdat ik werkelijk niet uitgekeken geraak op die gedesatureerde winter die zich aan mijn ruit uitstrekt. Vandaag heb ik niemand gezien. Tenzij misschien de buurjongen die passeerde toen ik afwaste. Maar ik danste in de living, deed netjes mijn ochtendyoga, overwoog om scones te maken (meh, morgen) en liet per ongeluk het brandalarm afgaan. En ik maak mezelf met veel plezier wijs dat het goed is dat ik Thoreau heb gelezen en die dikke gids over hoe te overleven in het bos (Ge kunt berkenschors vermalen en er vervolgens brood van maken. Echt waar.) en de eenzame avonden van Sylvain Tesson aan zijn Russisch sneeuwmeer. Want dat komt goed van pas in een buitenwijk van een universiteitsstad met verharde wegen, in een huis met gekleurde led-verlichting. Kijk mij overleven.